Dialectenwoordenboek

Voorgeschiedenis van het Woordenboek
Het Woordenboek van het Asses heeft een vrij lange voorgeschiedenis. Toen we in 1958 aan de Gentse universiteit germaanse filologie studeerden en er ingewijd raakten in de taalkunde, kreeg de microob van de dialectologie ons te pakken; van toen af werden Assese woorden en wendingen opgetekend in stapels schriftjes en notitieboekjes, een bezigheid die heel ons gezin in de ban hield: vader, een onderwijzer, die vele contacten onderhield met rasechte Assenaren en een open oor had voor het plaatselijk dialect, moeder, stammend uit een landbouwersgezin van op de Morette (een kleine gemeenschap tussen Koudertaveerne en Asbeek) die ons vertrouwd maakte met het materiaal uit die oude taalkring, en mijn broers Frans en Miel. Dat rijke materiaal kon in de periode 1976-1982 worden geordend, gecorrigeerd en aangevuld dank zij een project Dialectologie dat we in het kader van het zgn. Bijzonder Tijdelijk Kader (BTK) konden opzetten en waarbij we jonge germanisten (de Assenaren Miche de Meulenaer, Rein Van Keer en Els Heyvaert, en de “allochtonen” Karel Van Herreweghe en Gilbert Torisaen) konden betrekken. Hun werk resulteerde in een heuse inventaris die we, na afloop van het project dat helaas niet meer kon worden verlengd, sedertdien voortdurend hebben kunnen uitbreiden. Daartoe diende zich in 1983 een nieuwe en (zo bleek later) unieke gelegenheid aan: op de plaatselijke lokale radio “24” waren Willy De Groote en Patrick De Coster gestart met “Dialectofoon”, naar een idee gerijpt in de Kobbegemse familie Van der Steen, een nieuw zondags praat- en spelprogramma rond de Assese volkstaal waarin de Assenaren werden bevraagd over Assese woorden en wendingen. Van oktober 1983 kregen we samen met René De Rop, die jarenlang (tot juni 99) onze ideale “tegenspeler” zou worden, en met zijn waardige opvolger, Julien Van den Broeck (tot 2001) de kans om het dialectprogramma van onze initiatiefnemers over te nemen en verder te zetten tot 1986 en, bij Radio Viva, vanaf 1991 onafgebroken tot op de dag van vandaag.
Dank zij Dialectofoon, het inmiddels populair geworden radioprogramma (een unicum in Vlaanderen), konden we rekenen op de enthousiaste medewerking van zeer vele Assenaren die -life- via hun telefoon volop konden uitweiden over opgegeven woorden, wendingen, zeispreuken en spreekwoorden. Niet zelden resulteerden deze geanimeerde gesprekken, die alle op band werden opgenomen door onze Dialectofoon-archivaris, François Van de Velde, in een massa interessant materiaal dat we achteraf catalogeerden en transcribeerden. De neerslag van al deze radiopraatjes werd gepubliceerd in ’s lands oudste weekblad, de Asschenaar (1830-2000) in de graaggelezen rubriek “Op z’n Asses” (waarmee Gilbert Torisaen in 1982-83 was gestart en die we nadien,van 1983 tot 2000, konden verderzetten). Door de goede zorgen van drukker Odilo Van Geertruyen konden de rubriekjes worden overgedrukt in elf bundeltjes “Op z’n Asses” die we terecht als “de bouwstoffen van het woordenboek van het Asses” bestempelden.
Van 1997 tot 1999 kreeg Dialectofoon ook een vast rubriekje in het nieuwe Assese maandblad “Goeiedag Asse” waarin, aan de hand van foto’s ( bereidwillig ter beschikking gesteld door onze medewerker fotograaf Maurits Heuninckx), de lezers werden bevraagd over de gefotografeerde voorwerpen. Dat leuke fotorubriekje heeft niet alleen ons radioprogramma rijkelijk gestoffeerd maar leverde ook zeer bruikbaar dialectmateriaal op.

De woordenschat
Het lag in onze bedoeling met dit woordenboek de dialectwoordenschat van Asse te beschrijven zoals we die persoonlijk en later, via ons radioprogramma Dialectofoon (zie supra), hebben kunnen noteren. Het onderwerp van dit dialectwoordenboek was oorspronkelijk in de eerste plaats de woordenschat van de deelgemeente Asse, maar het is duidelijk dat dit woordenboek gaandeweg het lexicon van de fusiegemeente Asse (met de gemeenten Mollem, Kobbegem, Relegem, Bekkerzeel en Zellik) is geworden. Als een woord alleen in een deelgemeente voorkomt wordt de naam van die deelgemeente vermeld onmiddellijk vóór de verklaring van het dialectwoord in de standaardtaal.
Naast de algemene woordenschat die iedere dialectspreker kent en gebruikt is ook vakwoordenschat opgenomen; onze aandacht ging vooral naar de landbouwwoordenschat vermits onze gemeente lange tijd landelijk is gebleven, maar ook naar de hoppeteelt die voor Asse toch geruime tijd een typische activiteit is geweest. Sporadisch is de woordenschat m.b.t. oudere beroepen (brouwer, smid) of volksspelen (duivensport, vogelschieten) opgenomen; behoort een woord tot de passieve taalschat maar wordt het nog wel begrepen dan wordt het als verouderd (vero.) gelabeld.
Wat de presentatie van de macrostructuur betreft, is geopteerd voor een alfabetische ordening van de Assese dialectwoordenschat. Nu we beschikken over een referentiespelling van het Brabants oordelen we dat er maar weinig praktische bezwaren meer zijn tegen dialectische trefwoorden die in een dialectspelling zijn weergegeven (zie infra, hs. 7, Spelling).
Met betrekking tot de structuur van de (alfabetisch) geordende verzameling dialectwoorden is de klemtoon komen te liggen op woorden en betekenissen die met de standaardtaal contrasteren, al is dat standpunt niet dwangmatig volgehouden. Om een aantal redenen zijn ook woorden opgenomen die lexicaal met de standaardtaal overeenstemmen; dat is het geval met (standaardtalige) woorden die in dialectische uitdrukkingen voorkomen, met dialectische hoofdtijden (dreigen, dreeg, gedregen tegenover dreigde, gedreigd) of met het dialectische woordgeslacht (de uitstel tegenover het uitstel).
Naast het eigen materiaal konden we ook putten uit het (ongepubliceerd) materiaal van Dr. Laurens Leeman (gelabeld als LL), de bekende Assese huisarts die met een geïnteresseerd oor voor de volkstaal merkwaardige uitdrukkingen en zegswijzen van zijn patiënten bijhield en nog steeds bijhoudt, van Frans Goossens (gelabeld als FG), nog een zeldzaam speurder naar alles wat des volks is, die het Asses vocabularium graag hanteerde in zijn volkskundige publicaties, van Elvire De Vits (gelabeld als EDV), een geboren en getogen Assese, die als hobby zorgvuldig Assese woorden, wendingen en uitdrukkingen noteert, van Liset Van Der Steen (gelabeld als LVDS) die al jaren haar oor te luisteren legt in de deelgemeente Kobbegem (Kob.), en van Pierre Fontaine (gelabeld als PF) die in 1981 als kandidaat-Prins Karnaval zijn “groene boekje” uitgaf, een brochure waarin hij plaats ruimde voor zijn “Diksjonèrken van ons zoeë geliefd Asses” en op zijn webstek users.skynet.be/het grote stort ook Assese woorden verklaart. Voor de voorbeeldzinnen is vaak geput uit het nagelaten werk van vader, Karel Pletinckx (gelabeld als KP), en de literaire stukjes van broer Miel Pletinckx (gelabeld als MP).

Doelpubliek
Het woordenboek is in de eerste plaats geschreven voor wie het Asses niet meer zo goed kent: de jongeren die veelal niet meer vertrouwd zijn met een groot aantal traditionele woorden, en de inwijkelingen die nog heelwat dialectwoorden horen maar er de betekenis niet van kennen. Het betekent geenszins dat het woordenboek alleen voor dit doelpubliek zou zijn geschreven; de Assenaar die het dialect nog kent en dagelijks gebruikt zal misschien minder behoefte hebben aan dit dialectwoordenboek. Toch zal hij het waarderen dat met dit woordenboek de woordenschat van de Assenaar voor de toekomstige generaties definitief is vastgelegd. Hij zal er bovendien in kunnen opzoeken met welk standaardtalig equivalent een Asses woord overeenstemt. Het woordenboek is immers zodanig ingericht dat zowel de autochtone Assenaar als de allochtoon er zijn voordeel mee kan doen. Vermits in dit woordenboek de dialectwoorden als trefwoorden zijn opgenomen kan de dialectkenner een antwoord krijgen op zijn vraag welke betekenissen een bepaald dialectwoord heeft; anderzijds kan de niet-Assenaar uit de index van Nederlandse trefwoorden aflezen hoe een bepaald woord in het Asses wordt gezegd.


Het trefwoord
De trefwoorden (in Assese spelling) zijn gepresenteerd in de neutrale vorm d.w.z. de zelfstandige naamwoorden staan in het enkelvoud, de werkwoorden in de noemvorm en de bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden in de onverbogen vorm.
Het lemma begint met het trefwoord in vet; in meerlettergrepige woorden wordt de klinker van de beklemtoonde lettergreep onderstreept. Gelijkluidende trefwoorden (homoniemen) met verschillende grammaticale kenmerken (bv. zelfstandige naamwoord of bijvoeglijk naamwoord) worden apart behandeld en genummerd:

groeët (1) bn.: groot. Ne groeëtn toot een grote bek. (spr.) Heeden groeëte Jan, mèrgen doeë Jan heden groot, morgen dood. (uitdr.) ’t És zoe zot a(l)s’t groeët és het is zo gek als wat. Ne groeëtn (m.), een groeëte (v.), een groeët (o.), groeëte (mv.). ’t És ne groeëte veu(r) zènn âverdoem hij is groot voor zijn leeftijd. [FFP 15].

groeët (2) zn. o.: groot. (uitdr.) Da’s een groeët! dat is een voordeel, dat helpt wat! (uitdr.) ’t És een groeët dat zèn vaader nog lêift! (uitdr.) Da’s al een groeët! dat helpt veel.


Dat houdt in dat etymologisch verschillende woorden worden samengenomen. Vgl.


hèttekop zn. m.; mv.-koppen; dim. –peken: 1. stijfkop. (volksweerk.) Sint-Antoonius, ’n hèttekop van de winter. 2. (vero.) pils van de brouwerij De Keersmaeker (Kobbegem). [har-dekop; in bet. 1 harde + kop; in bet. 2 naar “hert” (Brouwerij “Den Hert”) + kob (eerste lettergreep van Kobbegem)].

Woorden die meestal in de diminutiefvorm voorkomen worden ook in die vorm opgenomen. Vgl.

koiltn zn. o.; mv. koiltes: (dim.) kooltje. Daa(r) zitn nog koiltes in de kùst! gezegd wanneer kooltjes werden meegebakken in het brood. (gez.) Een koilte vie(r) een kooltje vuur, gezegd van vinnig, lichtgeraakt persoon. Koiltes raapen het rapen van onvolledig verbrande restjes van kolen die gebruikt werden voor de stoomtrein (of -tram) om ze (in tijd van schaarste) thuis nog eens te verbranden [FFP 8].
z. kool.

Na het titelwoord staat de woordsoort (zn., bn., bw., ww., enz.) en bij elk substantief het genus (m., vr. o.), de meervoudsvorm en het verkleinwoord (dim.); bij de werkwoorden (onderverdeeld in regelmatige, de zwakke ww., en onregelmatige, de sterke ww. die in het Asses vaak naast zwakke ook sterke preteritavormen hebben) worden ook de vormen van de o.v.t. en het v.d. opgegeven.
Na de dubbelepunt volgt de vertaling van het dialectwoord in de standaardtaal; heeft een woord verschillende betekenissen dan worden die na elkaar opgesomd en genummerd. De betekenis van het lemma wordt gevolgd door voorbeeldzinnen in cursief met toelichtingen of vertaling in romeinletter. In die voorbeeldzinnen wordt af en toe -voor een goed begrip en een vlotte lezing- de klinker in het woord dat de klemtoon heeft onderstreept. Het lemma wordt afgesloten met [tussen vierkante haken] het vernederlandste woord of een variant daarvan zoals het door het Woordenboek der Nederlandsche Taal (het WNT) is opgegeven; is het kopwoord een vervorming van bv. een Frans woord dan wordt dat Franse woord vermeld gevolgd door (Fr.) en zijn vertaling in de standaardtaal. Hier wordt ook etymologische uitleg verschaft en wordt verwezen naar bepaalde fonetische of fonologische processen (FFP, z. 2) die in het Asses opereren.
Deze processen die tot gevolg hebben dat fonemen op verschillende wijzen worden gerealiseerd of weggelaten worden genummerd.

©2009